In de zomer van 1944 was het beschieten van transportmiddelen toegenomen. Alles wat als zodanig gebruikt kon worden werd beschoten zoals bijvoorbeeld trams.
Langs de Amsterdamsevaart, parallel aan de spoorbaan Amsterdam – Haarlem, lag het tracee van de tram.
De conducteur op de tram vertelde het volgende: "Ter hoogte van de Liebrug zag ik enige vliegtuigen. Zij vlogen eerst over het aldaar gelegen fort richting Amsterdam en kwamen daarna weer terug vliegen waarna we werden beschoten. Ongeveer ter hoogte van het Jodenkerkhof werd vanuit vliegtuigen op mijn tram geschoten. Ik hoorde gekraak van inslaande kogels. Nadat we tot stilstand waren gekomen heb ik iedereen gemaand de tram te verlaten waaraan door een groot aantal passagiers gehoor werd gegeven. Ze zochten dekking langs de trambaan en de Amsterdamsevaart. Het bleek mij naderhand dat een drietal slachtoffers in de tram waren achtergebleven, twee zwaar gewonden en één persoon die reeds was overleden.”
Nadat de jagers waren verdwenen kwamen de trampassagiers weer tevoorschijn. Hevig geschrokken stapten ze weer in en vonden het lichaam van de passagier die door een kogel gedood was. Tijdens de identificatie van het slachtoffer bleek dat zijn gouden ring en geld gestolen waren.
Opperwachtmeester Th. Collignon doet verslag van de beschieting in de tram en de treinbeschieting bij Vinkenbrug dat aldus eindigt:
De toegesnelde hulpdiensten troffen verschillende doden en gewonden aan. Het merendeel van de passagiers was in paniek de weilanden in gevlucht. Door een tekort aan ambulances moesten slachtoffers in vrachtauto’s afgevoerd worden naar verschillende ziekenhuizen in Haarlem. Behalve de twee treinen en een tram was ook de vlakbij de brug gelegen hooischelf van de Weduwe Nelis geraakt en in brand gevlogen. Het vuur was overgeslagen naar de boerderij met als gevolg dat deze tot de grond afbrandde. Iets verderop had de boerderij van Klaas Vink een paar kapotgeschoten dakpannen. Een grazende koe was een poot afgeschoten en moest ter plekke worden afgemaakt. Velen bleven de rest van hun leven invalide.
Hulp van enige instantie aan slachtoffers was er niet. Wel kregen zij een verklaring waarin stond dat “deze persoon vanwege zijn verwonding in winkels voorrang mocht krijgen”.